pajottenland figuren uit het Pajottenland |
Jules Baron de Saint-Genois des Mottes |
|||||||||||
Volgens de bevolkingsregisters van Sint-Kwintens-Lennik werd ,,Jules Ludger Dominique Ghislain de Saint-Genois" geboren op 22 maart 1813 als wettige zoon van Edouard Nicolas Joseph de Saint-Genois, rentenier, woonachtig in de gemeente en van Jeanne Françoise Ghislaine Vander Gote de Metz Blanc-Bois, rentenierster. Hij erfde de ronkende titel van Baron de Saint-Genois des Mottes et du Saint-Empire-Romain-Allemand Het geslacht de Saint-Genois is waarschijnlijk afkomstig uit de Kortrijkse gemeente Sint-Denijs (deelgemeente van Zwevegem). De parochie heeft twee patroonheiligen namelijk : de H. Dionysus ( Sint-Denijs) en de H. Genesius (Saint-Genois in het Frans). Hoe de familie is terechtgekomen op het kasteel van Lennik is niet geweten. De grootvader van Jules: Bernard Joseph Amand (°Gent op 6 februari 1749- † Lennik op 10 februari 1810) was de laatste feodale heer van Frasnes nabij Leuze (Henegouwen). De gemeente Frasnes-lez-Buissenal heeft het wapenschild van de familie Saint-Genois overgenomen. Jules bracht zijn jeugdjaren door in Lennik en in Meise, waar de familie een buitengoed bezat. Zijn eerste onderwijs volgde hij thuis, daarna volgde hij klassieke humaniora aan het college te Mechelen en in 1831 ving hij hogere studies aan in de Faculteit van Wijsbegeerte en Letteren van de Universiteit te Gent, waar hij ook het diploma van doctor in de rechten verwierf Hij sloot er vriendschapsbanden met Pierre-Jacques De Decker, die in 1855 eerste minister zou worden.
Belangstelling voor geschiedenis Zijn belangstelling voor geschiedkundige onderwerpen, is waarschijnlijk te wijten aan een familielid FRANÇOIS NICOLAS JOSEPH de SAINT-GENOIS kortweg JOSEPH de SAINT-GENOIS (1749-1816). Deze was de auteur van ettelijke publikaties gebaseerd op de studie van archiefdocumenten, waarvan sommige sindsdien verloren gingen.Hij analyseerde ze of zorgde zelfs voor een transcriptie. Deze publicaties verschenen tijdens de troebele periode (1780-1816) van de Franse overheersing. Ze werden uitgegeven in verschillende delen en bij inschrijving, waardoor ze zeer zeldzaam te vinden zijn.
Wegen zijn interesse werd Jules
spoedig opgemerkt door één van zijn
professoren, de Duitser Leopold Warnköning, die hem behulpzaam was bij de
redactie van zijn “Histoire des Avoueries en Belgique” , dat in 1834 werd
bekroond door de Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten.
In 1835 werd hem een
leerstoel aangeboden aan de Universiteit van Luik, maar hij liet zijn voorkeur
gaan naar het ambt van provinciaal archivaris van Oost-Vlaanderen, functie die
hij bekleedde van 1836 tot 1843.
In 1843 werd hij hoogleraar en bibliothecaris van Universiteit van Gent, later werd hij nog lid van de gemeenteraad en schepen. Hij behoorde tot de eerder conservatieve liberaal-katholieken (die gezien de politiek woelige periode door zowel klerikalen als antiklerikalen als brugfiguren werden aanvaard). Jules was ook
een vooraanstaand lid van het Vlaams
Gezelschap te Gent dat uiteraard (ook in Gent) tegenstand ondervond van de
Franstaligen maar ook van de oud-orangisten. Als dusdanig was hij betrokken bij
de organisatie van de Nederlandse Letterkundige Congressen – en daarmee de
hernieuwde toenadering tussen Nederland en Vlaanderen na 1830. Ook erkenning als jurist
|
|
|||||||||||
| x |