Het Punt Omega en het christendom-1

Frank J. Tipler

De trinitarische structuur van de singulariteit

De wijze waarop Bonting mijn Punt-Omegatheorie (POT) weergeeft is dermate onnauwkeurig dat ik geen direct antwoord zal geven op zijn 'recensie' (aangezien de punten van kritiek erin niet van toepassing zijn op mijn theorie). In plaats daarvan zal ik de huidige stand van zaken met betrekking tot mijn Punt-Omegatheorie schetsen - een theorie over de toekomst van het universum - en vervolgens ingaan op het terecht geuite bezwaar van Pannenberg dat de POT in de vorm waarin deze in mijn boek De Fysica van de Onsterfelijkheid is gepubliceerd geen christologie bevat. Om redenen die ik uitvoerig beschrijf in mijn boek 1, stel ik de singulariteit van ruimtetijd gelijk aan God. In dit essay zal ik aantonen dat de singulariteit in werkelijkheid een trinitarische structuur heeft en dat deze structuur inherent is aan het wiskundige karakter van de POT, maar ik realiseerde me dat niet toen ik het manuscript voor mijn boek in 1993 afsloot.

Wonderen verenigbaar met de wetten van de natuurkunde

Ik zal hieronder met argumenten aantonen dat de wonderen die in het christendom centraal staan - de incarnatie, de opstanding en de maagdelijke geboorte - volledig verenigbaar zijn met de thans bekende wetten in de natuurkunde. Als we verder eenmaal hebben geconstateerd hoe de Zoon (die door de fysica verondersteld wordt de Tweede Persoon van de Drieëenheid te zijn) deze wonderen verrichtte, zullen we zien dat hij inderdaad op de wereld gekomen is om deze te redden. Ik zal uiteenzetten hoe proefondervindelijk kan worden aangetoond of deze wonderen inderdaad plaatsvonden. Ik zal met andere woorden laten zien hoe experimenteel aan het christendom bestaansrecht kan worden toegekend.

Voldoen aan drie voorwaarden

Mijn Punt-Omegatheorie vloeit als vanzelf voort uit de wetten van de natuurkunde, in het bijzonder de kwantummechanica, de algemene relativiteitstheorie, het Standaardmodel van de deeltjesfysica en vooral de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica. Ik zal laten zien dat voor de samenhang van deze wetten over en weer aan drie voorwaarden moet zijn voldaan. Ten eerste, het universum moet gesloten zijn (de ruimtelijke topologie van het universum moet driedimensionaal zijn). Ten tweede, het leven moet tot het ultieme einde van de tijd voortbestaan. Ten derde, de kennis die het leven bezit, moet tot haar ultieme omvang zijn uitgegroeid op het moment dat het einde van de tijd is aangebroken. Het is niet zo dat ik aanneem dat het leven tot het einde van de tijd zal voortbestaan. Nee, het voortbestaan van het leven volgt uit de wetten van de natuurkunde. Als de wetten van de natuurkunde met ons zijn, wie kan er dan tegen ons zijn?

Hoe de totale energie nul kan zijn

Maar voordat ik bewijs, dat de wetten van de natuurkunde het voortbestaan van leven noodzakelijk maken, wil ik allereerst laten zien dat het mogelijk is voor het leven om te overleven. Om de ervaringstijd tot in het oneindige te overleven is een onbegrensde toevoer van energie noodzakelijk. Dat wil zeggen dat de toevoer van energie wel moet divergeren naar oneindig wanneer uiteindelijk het einde van de tijd wordt bereikt. Toch is het een voorwaarde voor het behoud van energie dat het geheel aan energie in het universum constant blijft. In feite heeft Roger Penrose aangetoond dat de totale energie van elk gesloten universum NUL is. De totale energie is thans nul, was nul in het verleden en zal nul zijn op elk willekeurig moment in de toekomst. Je kunt je natuurlijk afvragen hoe zo iets mogelijk is. Tenslotte ontvangen we nu energie van de zon, gebruiken we energie uit voedsel als we dit lezen en kunnen we energie winnen uit kolen en uranium. Energie lijkt met andere woorden niet-nul te zijn.

Vormen van energie

Echter, de energievormen die zojuist zijn opgenoemd zijn niet de enige soorten energie in het universum. Er is ook gravitatie-energie, en die is negatief. Dus als we alle positieve vormen van energie - stralingsenergie, fossiele energie die ligt opgeslagen in steenkool, olie en uranium, en vooral de energetische massa van materie - zouden toevoegen aan de negatieve energie van de zwaartekracht, dan is de som nul. Dit betekent, dat de positieve energie, d.w.z. de energie die beschikbaar is voor leven, noodzakelijkerwijs toeneemt, als we erin slagen de energie van de zwaartekracht negatiever te maken, hoewel de totale energie in het universum nul blijft. We moeten altijd in gedachten houden dat de sleuteleigenschap van energie is, dat ze van de ene vorm overgaat in de andere. De winnaar van de Nobelprijs voor de fysica Richard Feynmann heeft hierop met nadruk gewezen in zijn boek Surely You're Joking, Mr. Feynman (1989, Bantam, New York, p. 270-271)2. Op het moment dat we ons ervan bewust zijn dat de energie van zwaartekracht kan worden omgezet in beschikbare energie, dan begrijpen we waar het leven de onbegrensde bron van beschikbare energie kan aanboren die het nodig heeft om te overleven: het leven moet de totale gravitatie-energie tot min-oneindig blijven gebruiken.

Als het heelal gesloten is

Het leven kan dit alleen bij een in zich gesloten heelal dat ineenklapt tot de afmeting nul als het eind van de tijd is aangebroken. Aan de andere kant zal dan de totale gravitatie-energie - als het universum gesloten is en ineenklapt tot de afmeting nul - tot min-oneindig gaan. Immers de zwaartekrachtenergie van een systeem is omgekeerd evenredig met de afmeting van een systeem. In mijn boek1 heb ik aangetoond dat het leven in feite onbeperkt beschikbare energie kan betrekken van de ineenstorting van het universum.

Laat ik thans het bewijs samenvatten van mijn drie hierboven genoemde voorwaarden. Ik kan dat hier slechts in grove trekken doen. Voor volledige details wordt de lezer verwezen naar mijn boek1 en naar de essays3,4,5. Zwarte gaten bestaan, maar Hawking bewees dat als zwarte gaten volledig zouden verdwijnen - iets wat logisch noodzakelijk zou zijn als het universum eeuwig uitdijt - de zwarte gaten de unitarity (unitariteit) zouden schenden, een fundamentele wet van de kwantummechanica. Vandaar dat het universum uiteindelijk niet langer uitdijt, maar bezwijkt en eindigt in een eindsingulariteit. Als deze eindsingulariteit gepaard zou gaan met een achtergrond van gebeurtenissen, dan zou de Bekenstein-Limiet (een andere wet van de kwantummechanica, die hoofdzakelijk gebaseerd is op het onzekerheidsprincipe van Heisenberg, uitgedrukt in de taal van de informatietheorie) het volgende effect sorteren. Ze zou alle informatie op microniveau in het universum dwingen om naar nul toe te gaan als het universum de eindsingulariteit nadert. Maar dat zich de informatie op microniveau naar het nulpunt beweegt, zou impliceren, dat de entropie van het universum naar het nulpunt moet gaan en dit zou in tegenspraak zijn met de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica, die stelt, dat de entropie van het universum nooit kan afnemen. Maar als achtergronden van gebeurtenissen niet bestaan, dan kan volgens de Bekenstein-Limiet de informatie op microniveau oneindig divergeren als de eindsingulariteit wordt genaderd. Aan de andere kant, SLECHTS als achtergronden van gebeurtenissen niet bestaan is de kwantummechanica (de Bekenstein-Limiet) verenigbaar zijn met de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica.

Het Punt Omega als eindsingulariteit

Daarom kunnen gebeurtenisachtergronden niet bestaan en volgens het theorema van Seifert noodzaakt het niet bestaan van gebeurtenisachtergronden ertoe te concluderen dat het universum ruimtelijk in zich gesloten is1 (pag. 435). In de denkbeeldige c-grens van Penrose 6 is een singulariteit zonder gebeurtenisachtergronden één enkel punt. Ik noem zo'n eindsingulariteit het PUNT OMEGA.

Maar als het universum zou evolueren naar de eindsingulariteit zonder dat er leven aanwezig is om de evolutie ervan te sturen, dan zou het niet bestaan van gebeurtenisachtergronden betekenen dat het universum zou evolueren naar een uiteindelijk onwaarschijnlijke toestand. Zo'n type evolutie zou strijdig zijn met de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica, die ons gebiedt aan te nemen dat het universum evolueert van minder waarschijnlijke naar meer waarschijnlijke toestanden. Aan de andere kant - als het leven nu de evolutie van het universum naar de eindsingulariteit stuurt - is de afwezigheid van gebeurtenisachtergronden thans de meest waarschijnlijke toestand, omdat de afwezigheid van gebeurtenisachtergronden precies datgene is wat het leven nodig heeft om te overleven (voor details zie mijn boek1).

Het leven duwt de evolutie naar Omega

Met andere woorden, de geldigheid van de Tweede Hoofdwet van de Thermodynamica EIST van het leven dat het er langs de hele route naar de eindsingulariteit is, en vervolgens eist diezelfde Tweede Wet, dat het leven het universum zodanig stuurt dat gebeurtenisachtergronden worden geëlimineerd. Het leven is het enige proces dat verenigbaar is met de bekende fysische wetten en geschikt is om gebeurtenisachtergronden te elimineren zonder dat het universum evolueert naar een onwaar-schijnlijke eindtoestand. Hoe precies het leven de gebeurtenisachtergronden elimineert wordt beschreven in mijn boek1. Het komt er grofweg gezegd op neer, dat het leven het universum een duwtje geeft als het ware om het licht eerst in de ene richting en vervolgens in de andere het universum te laten omcirkelen. Dit wordt telkens herhaald, een oneindig aantal keren. Een ONEINDIG aantal omcirkelingen van licht is op deze wijze nodig voordat het Punt Omega wordt bereikt. Als wij één enkele omcirkeling beschouwen als één enkele tik van de 'lichtklok', zou er een oneindigheid van een dergelijke tijd liggen tussen nu en het Punt Omega. Fysisch meer tijd zelfs zou het aantal ervaringen innemen dat het leven heeft tussen nu en het Punt Omega. Deze 'ervaringstijd' - de tijd die door het leven ervaren wordt in de verre toekomst - is de meest aangewezen fysische tijd om te gebruiken in de nabijheid van het Punt Omega. Ze is veel beter toepasbaar dan de 'echte tijd' waarvan de mens uitgaat en die we thans in onze klokken gebruiken. Zoals we zullen zien is de ervaringstijd oneindig.

Het leven wordt alwetend

Als het leven het hele universum moet sturen moet het co-extensief zijn met het gehele universum. We kunnen zeggen dat het leven in het universum aan het eind van de tijd ALOMTEGENWOORDIG moet zijn geworden. Maar de sturing van het universum om gebeurtenisachtergronden te elimineren - een oneindig aantal duwtjes - veroorzaakt op zichzelf de entropie en vandaar de complexiteit van het heelal die nodig is om grenzeloos uit te dijen. Daarom, als het leven er is om het universum te sturen - hetgeen het wel moet, als de wetten van de fysica consistent blijven - dan moet de kennis van het universum die het leven heeft eveneens onbegrensd toenemen, en wel zodanig, dat zij zowel volmaakt als oneindig wordt bij de eindsingulariteit. Het leven moet ALWETEND worden bij de eindsingulariteit. De ineenstorting van het universum zal de beschikbare energie hebben verschaft, die oneindig groot wordt als de eindsingulariteit wordt bereikt, en die beschikbare energie zal geheel onder controle van het leven zijn gekomen. De snelheid waarmee deze beschikbare energie - kracht - wordt gebruikt zal naar oneindig divergeren als de eindsingulariteit wordt bereikt. Met andere woorden, het leven bij de eindsingulariteit zal ALMACHTIG geworden zijn. De eindsingulariteit is niet binnen maar buiten de tijd: op de grens van ruimte en tijd, zoals gedetailleerd wordt beschreven bij Hawking en Ellis6. We kunnen dan ook zeggen dat de eindsingulariteit - het Punt Omega - TRANSCENDENT is aan ruimte, tijd en materie.

Het leven wordt transcendent aan ruimte en tijd

Zo hebben de wetten van de fysica ons genoodzaakt te concluderen dat het leven aan het eind van de tijd - het leven bij de eindsingulariteit - Alomtegenwoordig, Alwetend, Almachtig en Transcendent is aan ruimte en tijd. Daarom stel ik de Eindsingulariteit - de Ultieme Toekomst van de werkelijkheid - gelijk aan God (de Vader). En met Pannenberg herinner ik eraan dat de Ultieme Toekomst is wat God Zelf tot Mozes in Exodus 3:14 zegt te zijn in Zijn beschrijving van zichzelf: "Ik zal zijn wat ik zal zijn" . God dient te weten wat hij is. Fysici zeggen hetzelfde.

Wat wetenschap vermag

Merk op, dat in tegenstelling tot wat Bonting zegt, fysici wel degelijk het bestaan en de eigenschappen kunnen beschrijven van een Entiteit die niet stoffelijk is - een Singulariteit - en die ruimte en tijd overstijgt. De wiskundige techniek voor het beschrijven van zo'n entiteit werd ongeveer 40 jaar geleden ontwikkeld door Hawking en Penrose6. Wetenschap is niet beperkt tot het uitsluitend en alleen beschrijven van wat er binnen het stoffelijk universum gebeurt, evenmin als wetenschap beperkt is tot het beschrijven van gebeurtenissen beneden de omloopbaan van de maan, zoals werd beweerd door de tegenstanders van Galilei. Evenals Galilei ben ik ervan overtuigd, dat het de enig wetenschappelijk mogelijke benadering is aan te nemen dat de wetten van de aardse fysica overal en zonder uitzondering van kracht zijn - tenzij en totdat een experiment aantoont dat deze wetten slechts op beperkte schaal van toepassing zijn. Op grond van de wetten van de fysica kan men slechts concluderen dat singulariteiten bestaan, hetgeen ook wordt bevestigd volgens de algemene kwantumgravitatietheorie. Daarom hebben de wetten van de fysica een Entiteit - een Singulariteit - nodig die bestaat in die zin, dat de wetten van de fysica er niet op van toepassing zijn, zelfs al voorspellen deze wetten het bestaan van de Singulariteit.

Het leven zelf doet ons verrijzen

In mijn boek1 toon ik aan dat de Bekenstein-Limiet ons dwingt tot de aanname dat aan de complexiteit van het universum op een zeker moment een grens gesteld is (hoewel de complexiteit ervan ongelimiteerd toeneemt als het Punt Omega wordt bereikt). Daarom kunnen de computers van de verre toekomst, die een willekeurig grote geheugencapaciteit, hebben iedereen die ooit heeft geleefd tot op het kwantumniveau dupliceren en hun in de verre toekomst toestaan om eeuwig en gelukkig (in ervaringstijd) voort te leven in het geëvenaarde universum. Dit kan tot stand worden gebracht met een uiterst klein gedeelte van de voor leven in de toekomst beschikbare hulpbronnen. In mijn boek1 maak ik duidelijk waarom het leven ons in de verre toekomst zou doen verrijzen en ons zou doen leven in het paradijs zoals dit wordt beschreven in de Bijbel.

Wanneer de kwantummechanica onjuist zal blijken

Opmerkelijk genoeg is de 'hemel' van Bonting identiek aan die van mij, alleen bestaat zij in ander soort realiteit. Dit is de ketterij van de Gnostiek. De orthodox christelijke zienswijze is, dat er buiten God niets bestaat en dat de wereld door Hem is geschapen. Zoals ik hierboven heb aangetoond, kunnen zowel God als Zijn schepping in grote trekken worden begrepen (hoewel niet in detail, daar het Punt Omega oneindig is en wij mensen eindig zijn).

Maar de wetten van de aardse fysica tonen dat er werelden bestaan die voor ons onzichtbaar zijn (zoals door het Credo van Nicene wordt verklaard). Ik verwijs naar de andere universa van het multiversum, waarvan het bestaan door de kwantummechanica wordt opgeëist. Deze andere universa worden gewoonlijk beschouwd als een consequentie van de 'vele-wereldenhypothese van de kwantummechanica', maar deze frase is misleidend omdat ze suggereert dat er nog andere interpretaties van de kwantummechanica mogelijk zijn. Dat is niet zo. ER IS GEEN ANDERE INTERPRETATIE VAN DE KWANTUMMECHANICA. Nauwkeuriger geformuleerd, als de anderen universa en het multiversum niet bestaan, dan is de kwantummechanica objectief gezien onjuist. Dit is geen kwestie van fysica, dit is een kwestie van wiskunde. Ik geef in mijn boek1 (blz. 483-488) een wiskundig bewijs van de in hoofdletters gedane uitspraak. Ik ben niet de eerste die aangeeft dat de kwantummechanica noodzakelijk een theorie is van de vele werelden. De eerste was waarschijnlijk Von Neumann7, maar Bohr zei in wezen hetzelfde toen hij in zijn essay Discussion with Einstein on Epistemological Problems in Atomic Physics 8 (p. 209) stelde: "hoezeer de fenomenen het bestek van de klassieke fysische verklaring ook overstijgen, de beschrijving van al het bewijsmateriaal moet in klassieke termen worden uitgedrukt". (de cursief gedrukte tekst is van Bohr).

Met andere woorden, de kwantummechanica geldt niet voor het macroscopisch niveau. Zowel Everett als DeWitt 9 en Deutsch 10 geven alternatieve wiskundige bewijzen voor het feit dat de kwantummechanica, indien ze juist is, het bestaan vereist van de andere universa. Zelfs Roger Penrose die de vele universa niet accepteert, weet bijzonder goed dat deze verwerping hem noodzaakt om de kwantummechanica te verwerpen11 (op het niveau van de menselijke geest). Als er een fysicus is die beweert dat de kwantummechanica klopt maar dat de andere universa niet bestaan, dan heeft hij het mis. Hij heeft dan een wiskundige fout gemaakt, zo eenvoudig is dat. Maar misschien is de kwantummechanica niet juist. Wellicht. Dat is een zaak die de fysica aangaat, niet de wiskunde. Echter, totdat een experiment - en wèl slechts één experiment - aantoont dat de kwantum-mechanica onjuist is, zal ik me eraan houden dat ze juist is.

Chaos

Ofwel Bonting verwerpt de kwantummechanica of hij is onbekend met de implicaties ervan. Zo heeft zijn theologie bijvoorbeeld als uitgangspunt de 'chaos', maar ik laat in mijn boek1 (blz. 97-101, Appendix for scienists, sectie E, blzz. 424-427) zien dat 'chaos' een zuiver klassiek fenomeen is. Chaos is geen eigenschap van de kwantummechanica. Niet ik ontdekte dit feit over de 'chaos'. Het is al meer dan dertig jaar bekend (zie voor een actuele discussie23 (blzz. 118-119), wat het is waarom de Nobelprijswinnaar Ilya Prigogine (zie zijn lezing bij de uitreiking van de Nobelprijs) en de theoreticus op het gebied van chaos Joseph Ford hebben voorgesteld om de kwantummechanica te herzien. Beiden wilden chaos als een reële werkelijkheid zien. Als de kwantummechanica inderdaad op alle niveaus klopt, dan bestaat er geen chaos - tenzij het universum eindigt in een Punt Omega. Ik laat in mijn boek zien dat chaos op de grootst mogelijke schaal in de kwantumkosmologie zal bestaan als - en nadrukkelijk alleen als - het universum eindigt in een Punt Omega. Als Bonting het Punt Omega verwerpt dan verwerpt hij ofwel de kwantummechanica of zijn eigen theologie.

Het probleem van het kwaad verdwijnt

In mijn boek1 (blzz. 259-265) toonde ik aan hoe de theorie van de vele universa het grootste van de theologische problemen oplost, namelijk het probleem dat er de belangrijkste reden van is dat mensen het theïsme ten gunste van het atheïsme verwerpen (zie bv. de autobiografie van Darwin). Dit probleem is het probleem van het kwaad. Het probleem van het kwaad verdwijnt als we ons realiseren dat God het goede in feite heeft gemaximaliseerd, juist door het scheppen van niet alleen dit universum, maar van alle universa, die uiteindelijk naar Hem toe evolueren, Die het Punt Omega is.

Maar de vele universa laten ook zien dat de Singulariteit een trinitarische structuur heeft. Ik realiseerde me dit niet toen ik mijn boek 1 ongeveer tien jaar geleden schreef, maar deze triniteit is al in tekeningen en vergelijkingen aanwezig. Zie figuur VI.1 op pagina 184, die het multiversum uitbeeldt. (Voor het gemak van de lezer geef ik deze figuur hieronder weer als figuur 1). Alle werkelijkheid is er slechts tussen de begin- en de eindsingulariteit. In de klassieke algemene relativiteitstheorie bestaat geen verband tussen de eerste singulariteit en de laatste, maar in de kwantumtheorie van de algemene relativiteit is dat verband er wel: de lijn in figuur 1 die de beginsingulariteit verbindt met de eindsingulariteit. Dit is ook een singulariteit. Ze bestaat aan de 'rand' van het multiversum, zoals is aangegeven in de figuur.

 

 

 

 

Figuur 1

 

 

Ze bestaat ook te allen tijde voor alle universa in het multiversum. De kwantumsingulariteit heeft met andere woorden een driedelige structuur: 1. De beginsingulariteit, waarvòòr niets bestond, 2. de eindsingulariteit, waarna er niets zal bestaan en 3. de singulariteit die het Ultieme Verleden verbindt met de Ultieme Toekomst.

De Vader, de Zoon en de Heilige Geest: drie singulariteitten

Ik stel voor om de singulariteit van het Ultieme verleden te vereenzelvigen met de Heilige Geest (in diens transcendente Godheid), en wel op basis van Genesis 1:2, dat eindigt met de zin "en de Geest van God zweefde over de wateren". Dit is een exacte beschrijving van de beginsingulariteit van het multiversum zoals wordt uitgebeeld in figuur IV.1 Ik heb God de Vader al vereenzelvigd met de singulariteit van de Ultieme Toekomst, zoals deze hierboven werd beschreven, en ik verwijs de lezer naar het uitgebreide werk van Pannenberg, waarin deze eveneens redenen geeft om God de Vader te denken als de Ultieme Toekomst. De Zoon - in Zijn Godheid noodzakelijk zijnde buiten de tijd - is de verbindende singulariteit tussen het Ultieme Verleden en de Ultieme Toekomst. De Zoon is volkomen geïntegreerd met de Heilige Geest en met God de Vader. Deze Drie zijn Eén. De Zoon, zoals duidelijk kan worden afgelezen uit figuur IV.1 was er bij het begin van het multiversum, zoals wordt beschreven in Johannes 1:1-3: "In het begin was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden, en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is".

De singulariteit is een 'substantie' in dezelfde zin als electronen en protonen 'substanties' zijn. De bepalende eigenschap van een 'substantie' is dat deze zijn bestaan kenbaar kan maken door het uitoefenen van invloeden die kunnen worden waargenomen. De drie singulariteiten - de singulariteiten de Vader, de Zoon en de Heilige Geest - oefenen invloed uit op ruimte, tijd en materie, zelfs hoewel deze singulariteiten buiten de tijdruimte en geen materie zijn. De singulariteiten zijn de goddelijke substantie, en de Zoon is van exact dezelfde substantie als de Vader. We hebben in de drie delen van de singulariteit - de ultieme toekomst, alle tegenwoordigheden, en het ultieme verleden - een volledige rechtvaardiging van de belangrijkste christelijke leerstelling van de homoiöesie. Een eenvoudige manier om te zien hoe de singulariteit Zoon in de ruimtetijd - ondanks het feit dat deze zelf niet in de ruimtetijd is - invloed kan uitoefenen, is je een gebeurtenis met betrekking tot de singulariteit Zoon voor te stellen als een bundel golven. Zoals ik laat zien in mijn boek1 (Sectie J, pp. 489-491), zou deze bundel golven van de singulariteit Zoon worden teruggekaatst naar het multiversum. De singulariteit Zoon oefent een vorm van invloed uit in de ruimtetijd - een spiegelreflectie - hoewel ze zelf niet in de ruimtetijd is. De grens is als conditie bij de singulariteit Zoon - overschrijden niet toegestaan! - in wezen dezelfde als die welke gebruikt wordt in de electromagnetische theorie om de reflectie te beschrijven van een electromagnetische golf vanaf een metalen plaat. De reflectie van de golf bewijst de werkelijkheid van de metalen plaat. In maart 1944 werden Duitse radarpulsen gereflecteerd van metalen platen, die de huid vormden van geallieerde bommenwerpers. De Duitse radarspecialisten leidden van deze reflectie af dat de geallieerde bommenwerpers echt waren. De bommenwerpers waren inderdaad echt, en de bommen verwoestten het huis van een jonge Duitser die later theoloog zou worden31 (blz. 12). De singulariteit Zoon oefent dezelfde invloed uit op een golffunctie als metaal op een radargolf. De Zoon is reëel.

De drie delen van de singulariteit zijn permanent verschillend van elkaar. Dit feit bewijst dat het orthodoxe beeld van God het juiste is: God is drie verschillende entiteiten van dezefde substantie.28 (p. 122). Hiermee is de ketterij van de modalisten definitief weerlegd. (zie 28 p. 128 en mijn boek 1 p. 313).

Precies zoals de singulariteit Zoon zich in het fysisch universum manifesteert in de mens Jezus (zoals ik meer in detail later zal beschrijven), zo manifesteert zich de Heilige Geest in het fysisch universum als de 'sturende invloed' in het universum. De wetten van de fysica zelf zijn een uiting van deze sturende invloed van de Heilige Geest. Ik heb het immanente aspect van de Heilige Geest in mijn boek1 behandeld. Een manier om deze sturende invloed te visualiseren is de Heilige Geest als sturende kracht in de universa te beschouwen zoals dit wordt verbeeld in figuur IV.1 en de exacte lijnen te volgen die daarin zijn beschreven. De sturende invloed - de Heilige Geest in Haar Immanentie - gaat uit van de Vader en de Zoon. Aan de andere kant kan de Heilige Geest in Haar transcendentie - de singulariteit van het Ultieme Verleden - het best worden gedacht als uitgaande van de Vader door de Zoon. Dat betekent, dat de singulariteit van het Ultieme Verleden oprijst vanuit de singulariteit van de Ultieme Toekomst door bemiddeling van de singulariteit van de Alom-Tegenwoordigheden.

(Noot van de redactie: afhankelijk van de reacties op en de hulp bij de vertaling van dit zeer omvangrijke artikel, zal ook het vervolg ervan in GAMMA worden opgenomen. In ieder geval kan het Engelse origineel van de totale tekst nu al vanaf onze Engelse website worden gedownload:>www.teilharddechardin.nl< en kan men deelnemen aan de discussie over dit wel zeer omstreden boek.)

Referenties:

[1] Tipler, Frank J. (1994) The Physics of Immortality (Doubleday, New York).

[2] Feynman, Richard P. (1986) Surely You're Joking, Mr. Feynman (Bantam, New York).

[3] Tipler, Frank J. et al (2000), "Closed Universes With Black Holes But No Event Horizons as a Solution to the Black Hole Information Problem," gr-qc/0003082. Available on the web at xxx.lanl.gov .

[4] Tipler, Frank J. (2001) "The Ultimate Future of the Universe, Black Hole Event Horizons, Holography, and the Value of the Cosmological Constant," astro-ph/0104011. Available on the web at xxx.lanl.gov.

[5] Tipler, Frank J. (2002) "How the Universe Began According to Standard Model Particle Physics," astro-ph/0111520. Available on the web at xxx.lanl.gov.

[6] Hawking, Stephan W. and George F. R. Ellis (1973) The Large-Scale Structure of Space-Time (Cambridge University Press, Cambridge).

[7] Von Neumann, John (1955) The Mathematical Foundations of Quantum Mechanics (Princeton University Press, Princeton).

[8] Bohr, Niels (1959) "Discussion with Einstein on Epistemological Problems in Atomic Physics," in Albert Einstein: Philosopher-Scientist, edited by P.A. Schilpp (Harper and Row, New York).

[9] DeWitt, Bryce, and Niel Graham (1973) The Many-Worlds Interpretation of Quantum Mechanics (Princeton University Press, Princeton).

[10] Deutsch, David (1996) The Fabric of Reality (Basic Books, London).

[23] Weinberg, Steven (2001) Facing Up: Science and Its Cultural Adversaries Harvard University Press, Cambridge (USA)).

[28] Pannenberg, Wolfhart (1977) Jesus: God and Man, Second Edition (Westminster Press, Philadelphia).

[31] Braaten, Carl E. and Philip Clayton (1988) The Theology of Wolfhart Pannenberg (Augsburg Press, Minneapolis).